fr  |  en  |  nl

Nieuws

2012-10-05

Bioindicatoren, de dagvlinders

 

De Lepidoptera Rhopaloceres, of dagvlinders, vormen een van de groepen waar onze aandacht zich op toespitst om de toepasselijkheid van de beheers- en herstelacties in het kader van het LIFE Elia project te evalueren.

De doorgangen van veiligheidsafstanden tot de hoogspanningsleidingen spelen een belangrijke rol voor talrijke soorten dagvlinders die er gastplanten, voedsel, territoriale uitkijkposten of gewoon verspreidingswegen naar nieuwe sites vinden.

Het belang van het opvolgen van deze groep wordt nog versterkt doordat bepaalde milieus die aanwezig zijn onder de hoogspanningsleidingen (weiden, veenputten, ...) potentieel gespecialiseerde, en dus meer dan andere bedreigde, soorten herbergen.

Om het nut van de acties in het kader van het LIFE Elia project te kunnen evalueren, worden inventarissen op een nultijdstip gehouden in de loop van de zomer van 2012 in 11 van de 15 werkzones van het project.

De vlinders worden opgevolgd met de transect methode, door een ploeg van twee personen geïnventariseerd, doorheen de hele breedte van de bosdoorgang onder de hoogspanningsleiding over een afstand van 100 m.

68 transecten zijn in 2012 geïnventariseerd, zich situerend in verschillende types van habitat: van turfputten over weiden via banalere leefomgevingen zoals zones met Adelaarsvaren of Pijjpenstrootje. In de loop van de komende jaren van het LIFE Elia project, zullen deze transecten tweemaal per seizoen, in de lente en in de zomer, worden bezocht.

Wat is er in 2012 gevonden ?

4 van de 68 transecten hebben geen enkele dagvlinder opgeleverd, maar over het algemeen genomen werden weinig soorten per transect geobserveerd: een maximum van 11 soorten werd bereikt in een site in de omgeving van Durbuy.

In totaal werden 34 soorten waargenomen op het terrein.  De meest voorkomende soorten zijn, in afnemende volgorde van belang, Koevinkje (Aphantopus hyperantus), Bruin zandoogje (Maniola jurtina)  en Geelsprietdikkopje (Thymelicus sylvestris).

Onder de merkwaardige, en altijd in beperkte aantallen en op weinig plaatsen, gevonden soorten vermelden we de Grote Parelmoervlinder (Argynnis aglaja) (4 sites), de Bosrandparelmoervlinder (Argynnis adippe) (1 site) en de Woudparelmoervlinder (Melitaea diamina) (1 site).

Een van de meest interessante observaties is zonder twijfel deze van de Braamparelmoervlinder (Brenthis daphne), een soort die pas voor het eerst is gevonden in het Waalse Gewest in 2006 en in snelle uitbreiding is over het hele grondgebied.  Twee individuen zijn gezien onder de luchtlijn ten noorden van de Domaine des Epioux (Bois de Chiny).

Voor meer details over deze soort en zijn verspreiding, zie: http://biodiversite.wallonie.be/fr/brenthis-daphne.html?IDC=276&IDD=50334625

Foto 1. Een van de twee individuen van Braamparelmoervlinder op het terrein gevonden.

Vermelden we ook nog de mooie populaties van twee tamelijk zeldzame soorten gespot op de kalkrijke graslanden nabij Couvin : de Pruimenpage (Satyrium pruni) en het Tweekleurig Hooibeestje (Coenonympha arcania).

Foto 2.  Pruimenpage gespot in de omgeving van Couvin 

Algemeen genomen kan gesteld worden dat het beperkt aantal soorten ongetwijfeld kan worden toegeschreven aan de tamelijk late periode van inventarisatie, de meteorologische omstandigheden, en het feit dat er ditmaal slechts één inventaris is gebeurd.  Op een aantal plaatsen zorgt de aanwezigheid van belangrijke massieven van Adelaarsvaren onder de hoogspanningsleidingen voor een banalisering van de flora en dus een verarming van de vlindergemeenschappen. ... Dit is dan ook een mooie uitdaging voor het LIFE Elia project : de zones onder de hoogspanningsleidingen gastvrijer maken voor de fauna en flora !